“Zou leraar worden niet wat voor je zijn?” Het is 1994 en ik heb mijn laatste gesprek over mijn onderzoek naar windenergie met mijn afstudeerbegeleider, Professor Egbert Boeker. “Je kunt goed en enthousiast vertellen en god weet dat we er een heleboel nodig hebben.” In dat jaar besluit ik om het dan maar eens te proberen. Ik word natuurkundeleraar.

Hoog oplopende ruzies kun je erover krijgen, op dat medium dat ik tegelijkertijd zo liefheb en veracht, Twitter. Over de eenvoudige vraag: Wat is je vak? Zeker nu mijn soort, eerstegraads docent in een bètavak, opgeleid aan een universiteit, aan het uitsterven is. Oplossingen als brede bevoegdheden of zelfs teambevoegdheden beginnen vanuit de Onderwijsraad (Adviesrapport Ruim baan voor leraren) via de bestuurskamers en adviseurs de werkvloer te bereiken. En dus is de vraag, ben je een leraar of een natuurkundeleraar? Het is een vraag die een antwoord moet krijgen.

Ze zijn er. Leraren die leraar zijn om de leerling. ‘De leerling centraal!’ en ‘Alles voor de leerling!’ Vaak zijn het fantastische mentoren voor wie geen berg te hoog is. Je ziet hen nauwelijks in de lerarenkamer; altijd zijn ze met leerlingen aan het praten. Zeer belangrijke stutten van je school.

Ik ben er niet zo een. Het is wellicht vloeken in de kerk maar bij mij staat de leerling niet centraal. Ik ben ook niet zo’n goede mentor. En ik stuur geregeld een leerling weg omdat ik een kopje thee wil drinken in de lerarenkamer.

De meeste leraren zullen het wel eens gedaan hebben, een ander vak geven. Je geeft Frans en je collega Nederlands is ziek. Je valt een paar weken in. Of er zijn te weinig uren biologie en te veel wiskunde. Dan maar een paar klasjes wiskunde. En goeie leraren komen daar mee weg. Maar hoe gaat het echt? Ik geef, naast natuurkunde, ook het vak NLT (Natuur, Leven en Technologie). Dan doe je dus weleens een module waar wat biologie en/of scheikunde in zit. Ik lees het goed, ik lees wat achtergrondinformatie, vraag eens wat aan mijn knappe collega’s die deze vakken altijd geven, en zo blijf ik mijn leerlingen een lesje voor. Echt goed wordt het echter nooit. In een goede les, speel je met de stof, bewandel je een zijpaadje om weer exact terug te keren naar waar we waren, vertel je iets over de geschiedenis van het onderwerp, weet je nauwgezet waar de problemen liggen en hoe je daar mee om moet gaan, kun je iets op drie manieren uitleggen. En in een goede les draag je je enthousiasme voor het vak over. Dat gebeurt nooit als ik biologie geef, dan ben ik weer een stagiair. Wel eentje die inmiddels orde kan houden, gelukkig.

Nee. Ik ben echt een natuurkundeleraar. Natuurkunde, de oudste wetenschap en de mooiste. Van Archimedes, via Newton naar Einstein. Maar ook het vak waar je zo goed leert om een probleem in stukjes te hakken en dan op te lossen. Waar creativiteit een belangrijke plek inneemt. Het vak waardoor je de wereld om je heen beter begrijpt.

En wellicht doe ik wel het helemaal fout. Maar ik weet één ding zeker. Als we met zijn allen tot de conclusie komen dat alle scholen Agorascholen moeten worden, dat elke leraar coach moet worden, dan stop ik ermee. Ik wil geen leraar zijn die ik zelf niet zou willen hebben. Dan word ik goochelaar. Ook mooi.

Arjan van der Meij is docent natuurkunde op CG de Populier in Den Haag.