Ik rijd ‘s avonds om tien uur met de bus van Amsterdam naar Purmerend. Ik ga op zoek in mijn telefoon naar muziek voor onderweg: muziek die past bij de duisternis langs het kanaal, met zo nu en dan een huis aan de overkant van het water met ouderwets licht en oude trage mensen. Denk ik.

‘Hee man, niet altijd achter je telefoon...’ Een oud collega ploft neer op de zitplaats naast mij en zet zijn prachtige bruinleren tas op de grond, naast modieuze goedgepoetste schoenen en verder zit hij ook strak in het pak met een zware winterjas van fijn kamgaren. Ik zie het in één oogopslag en denk: ‘Zo, die ziet er goed uit tegenwoordig’. Want zo ken ik hem niet van vroeger - hij is sinds een paar jaar met pensioen- op school liep hij er meestal nogal slordig bij. Nu heeft hij zelfs een goede kapper.

Een mens verweert in het onderwijs, net als boeren die jaar in, jaar uit, in weer en wind langzamerhand steeds meer eroderen. ‘Verweert’ is een goed woord in dit verband, hoewel het weer in de klas met de komst van de airco vrij constant is. Met de jaren voor de klas gaat een mens ook steeds minder aandacht aan zijn kleding besteden. Onderwijs zuigt zoveel aandacht dat je minder over hebt voor je uiterlijk. Dat begint al bij het opstaan op een schooldag. Je stapt uit je bed, bent met je hoofd al op school en grijpt naar de kleren die je gisteren ook aan had. Voor de zekerheid spuit je nog een wolk deo onder de oksels en daarna vlucht je nog even in het ontbijt en de krant.

Een mens verweert in het onderwijs, net als boeren.

Ik ken maar een paar leraressen waaraan je kunt zien dat zij er vanochtend echt voor zijn gaan zitten om kleren en schoenen uit te kiezen, lippen te stiften en mascara op te doen. De meeste mannen hijsen zich weer in dezelfde trui. Inhoud gaat voor vorm. Zo kan het gebeuren dat je als leraar met de jaren steeds valer wordt, als een T-shirt dat onderhand dertig keer gewassen is.

Dan komt het pensioen en aan mijn oud collega is te zien dat hij toen besloten heeft om die grauwsluier van zich af te werpen. Hij vertelt dat hij vanavond colleges filosofie heeft gegeven op de Volksuniversiteit. Heerlijk om te doen en zo blijf je tussen de jonge mensen, want hij wil er niet aan denken om alleen nog maar met leeftijdgenoten om te gaan. Van school heeft hij definitief afscheid genomen. Hij voelt zich nog steeds bedrogen. Hem was beloofd dat hij het vak filosofie zou gaan geven, maar dat is er nooit meer van gekomen. Het zit hem nog steeds dwars, het maakt van school een slechte herinnering.

Plotseling zegt hij: ‘Ik ben blij met dit baantje aan de Volksuniversiteit... alleen maar pensioen, het maakt je suf, denk ik.’

Pensioen ... het is een woord als een verdovend middel uit een plant met weelderige zachte bladeren en paars geaderde bloemen. Het woord smaakt bitterzoet en na het innemen sluiten de ogen zich langzaam voor een middagdutje.