Het onderwijs als het duizenddingendoekje voor uw

maatschappelijke problemen – er gaat vrijwel geen dag voorbij of in de krant, op een congres of in de kroeg roept iemand ‘dat hier toch echt een taak voor het onderwijs ligt’. Gedragen jongeren zich niet goed in het verkeer, dan moet hierover iets in het curriculum worden opgenomen. Moeten we ons meer bewust worden van de klimaatproblemen? Opnemen in het curriculum. Gezonder leven? Idem. Kansengelijkheid, dat los je op in het onderwijs. Jongeren moeten toch echt EHBO leren, dus opnemen in het schoolprogramma. En dan moeten leerlingen ook nog ‘gewoon’ goed kunnen lezen, schrijven en rekenen en eigenlijk ook de wiskundige beginselen beheersen en vreemde talen leren. Natuurlijk zijn dit allemaal belangrijke zaken, maar niet alles kan in het curriculum gepropt worden. Er is namelijk maar beperkte tijd beschikbaar. Of kan het onderwijs ook anders georganiseerd worden en kan er bijvoorbeeld meer samenhang in vakken komen? U begrijpt, dit is geen eenvoudige discussie.

Overladenheid is bovendien al sinds jaar en dag een hardnekkig probleem. Dat blijkt onder andere uit vele signalen over overladenheid in onze onderwijsgeschiedenis. Na de invoering van het klassikaal onderwijs in ons land in 1806 worden de eerste klachten hierover reeds geformuleerd in 1813. De klachten betreffen met name de nadelige invloed op het leren en op de vorming van de leerlingen. De geschiedenis leert ons dat de klachten doorlopen tot op de huidige dag. In 1957 bestond er zelfs ‘de Rijkscommissie inzake overlading van het onderwijs’. De huidige wetenschappelijke curriculumcommissie heeft door de opdrachtgever als onderdeel van haar takenpakket meegekregen: ‘bijzondere aandacht voor het terugdringen van overladenheid’.

Dit roept natuurlijk vele vragen op. Waar komt de overladenheid in het onderwijs vandaan? En waarom slagen we er niet in om die overladenheid te verminderen? Is het harde werkelijkheid in het onderwijs van elke dag of is het een gevoel? Beide lijken waarheid. En wat voor invloed heeft dit begrip in de praktijk? Voldoende stof om dit themanummer stevig mee te vullen.

We zijn niet zo goed in keuzes maken als het onderwijs betreft. Zowel buiten het onderwijs als in de scholen zelf.

In het visiedocument De toekomst van ons onderwijs (1), dat onderwijsorganisaties van kinderopvang tot universiteit in 2020 gezamenlijk opstelden en dat in de kabinetsformatie nadrukkelijk onder de aandacht van de nieuwe regering is gebracht, wordt geconstateerd: “Te veel leerlingen verliezen in het huidige systeem en onder de huidige omstandigheden hun plezier in het onderwijs, terwijl studenten ervaren dat er (binnen en buiten het curriculum) steeds minder ruimte is voor brede ontwikkeling en persoonsvorming. Steeds meer scholieren en studenten ervaren zo veel druk dat het ten koste gaat van hun welzijn en leerprestaties.” En overladenheid van het programma is niet alleen een probleem voor de leerlingen en studenten, maar ook voor de medewerkers. Zeker in tijden van lerarentekort drukken extra taken die bovenop een al overvol regulier curriculum worden gestapeld zwaar op de docenten. Uit De toekomst van ons onderwijs: “Onderwijsprofessionals hebben behoefte aan ruimte, maar leraren en schoolleiders hebben mede door een hoge administratieve last en verantwoordingsdruk te weinig tijd om zichzelf en het onderwijs te blijven ontwikkelen. Daardoor blijven talenten van zowel onderwijsprofessionals als leerlingen en studenten onbenut.”

We zijn niet zo goed in keuzes maken als het onderwijs betreft. Zowel buiten het onderwijs als in de scholen zelf. We kiezen vaak liever voor meer dan voor minder. Zo moesten bijvoorbeeld meer kleinere toetsen het motivatieprobleem van leerlingen oplossen. Dit leverde echter ook weer meer werklast op en geleidelijk aan raakte het leerproces ondergeschikt aan de prestatieplicht. Minder is niet altijd slechter. Het bleek namelijk dat minder toetsen ruimte kan scheppen voor meer autonomie en ook nog bijdraagt aan werk- en studiedrukvermindering en dus aan het bevorderen van de motivatie van leerlingen en studenten. En misschien moeten we het vaker aandurven om eens een hoofdstuk uit de methode niet te behandelen, als we denken dat dit eigenlijk niet landt bij de leerlingen of dat andere zaken belangrijker zijn. Met de huidige brede kerndoelen kiezen ook methodemakers vaak voor meer lesstof in plaats van minder. Dan zit je veilig toch?

Het goede nieuws is: we zijn ons er inmiddels van bewust dat er keuzes gemaakt moeten gaan worden. Niet voor niets krijgt de wetenschappelijke commissie die de herziening van het curriculum uitwerkt hier een opdracht voor mee. Maar hoe maken we nu goede keuzes waar het onderwijs echt beter van wordt? Keuzes die ervoor zorgen dat het systeem flexibeler wordt, zodat leerlingen weer met plezier studeren en docenten met een glimlach hun werk doen? Laten we hopen dat de veelzijdige kijk op overladenheid die dit themanummer oplevert een mooi bijdrage levert aan goede oplossingen!

Paul Rosenmöller is voorzitter VO-raad

(1)  Toekomst van ons onderwijs: pleidooi voor groot onderhoud aan het Nederlandse onderwijssysteem. Januari 2020,