Ik heb me een keer vreselijk druk gemaakt over mijn niet geleegde groenbak. Ik trof hem die ochtend onveranderd vol aan, naast de lege kliko’s van mijn buren. Van veraf had ik al gezien dat het foute boel was; er was een enorm geel label aangehaakt. Op het label stonden alle mogelijke onwenselijke burgergedragingen inzake kliko-gebruik opgesomd en in mijn geval was aangekruist: uw groenbak is te zwaar aangestampt, of woorden van die strekking. Ik had met verbijstering de gele kaart bekeken. Ik ben helemaal niet zo sterk. Met een beetje moeite was de bak gewoon leeg te halen. Mijn ex ramde er vroeger veel meer in. “Deze beroepsuitoefenaar is dus niet bezig met zijn primaire opdracht, namelijk ervoor zorgen dat de groenbakken van burgers geleegd worden,” foeterde ik later die dag aan de telefoon, “Nee, hij is er vooral op gericht om zijn taak binnen de tijd af te ronden. Hij heeft ook geen keuze, want hij heeft een strak tijdschema meekregen van zijn baas. Die heeft namelijk de aanbesteding bij de gemeente binnengehaald maar heeft daarvoor wel alle speling en lucht uit het werk moeten persen. Hoe kon hij anders komen tot een bedrag waarmee hij zijn concurrenten kon verslaan. Dit is marktwerking: het verdienmodel prevaleert.” Mijn dochter vond dat ik er teveel een toestand van maakte.

Dit eerste nummer van het nieuwe jaar besteedt aandacht aan onderwijs en de vrije markt. Niet op de kliko-manier. Ach, wie zegt dat de gemeente zelf het klusje beter had geklaard dan de betreffende onderaannemer? Maar er is wel degelijk reden om het over marktwerking in het onderwijs te hebben. Bijvoorbeeld omdat de Onderwijsraad het initiatief genomen heeft om er een adviesrapport over uit te brengen. Maar ook omdat er een algemeen ongemak is, de laatste tijd, als het gaat over de vrije markt en het publieke domein. Wordt het leven van de burger beter nu basisbehoeften als wonen, leren of zorg ontvangen in toenemende mate het werkterrein van private aanbieders is geworden? Is het in ons belang?

Ooit, bijna 30 jaar geleden, werkte ik voor een kleine commerciële onderwijsorganisatie. Omdat we onze eigen broek moesten ophouden, was onze voortdurende focus: de vraag van de school, het probleem in de klas, de behoefte van de leraar. We luisterden aandachtig en probeerden dan al onze expertise en creativiteit aan te wenden om een product te maken dat zou werken. Dat was integer werk, waar we ook onze boterham mee verdienden. Dat werd anders toen men van buiten af aan de school opbrengsteisen ging stellen in bepaalde terminologie. Nu wilde de school dat onze producten hen zouden helpen om verantwoording af te leggen. Wij hadden twijfels; kon je dat wetenschappelijk wel vragen van onze producten? (En moreel was ook nog een kwestie.) Maar in de vrije markt werden we links en rechts ingehaald door concurrenten die moeiteloos beweerden dat zij dat wel konden. Dus we gingen mee. Enzovoort.

Ooit, bijna 20 jaar geleden, werkte ik voor een dienstverlenende organisatie die midden in een transitie zat: van vrijwel geheel gesubsidieerd naar vrijwel geheel zelfvoorzienend. Er ging een schokgolf door de bedrijfscultuur. We gingen tijd schrijven, meestal niet naar waarheid. Gezellig een kop koffie drinken in de docentenkamer werd problematisch, en zomaar even iemand helpen had geen projectnummer. Daar stond tegenover dat je ook af was van het geven van scholingstrajecten waar geen hond op zat te wachten. Maar uiteindelijk verarmde het brede dienstenspectrum, en vielen alle niet zo lucratieve trajecten stil. Wat over bleef waren vooral sterk gestandaardiseerde trajecten en de psychodiagnostische dienst die rijkelijk diagnoses en bijbehorende certificaten uitdeelden.

Onderwijs en de vrije markt is geen eenvoudig verhaal en dat gaan we er ook niet van mak

Ooit ben ik gaan werken voor een organisatie die niet door publiek geld wordt gefinancierd maar ook niet wakker hoeft te liggen van marktaandelen en rendementen. Het professionele kompas is daar uniek gericht op de inhoud van de zaak. Wat zien we als urgent in onderwijs en samenleving en doen we de goede dingen? Daarover moet je het vaak hebben, heel vaak. En soms ook wel heel lang. Maar we hoeven geen tijd te schrijven. En er bestaat zelfs zoiets als open eind financiering als het project belangrijk genoeg gevonden wordt. Inhoudelijk is het een verademing, een openbaring ook om te ervaren wat het loslaten van gejaagdheid met je denken doet. Toch verliezen we ook dingen. Zijn we voldoende strak georganiseerd? Zijn we alert genoeg op de buitenwereld? Wat vraagt de markt van ons? Kunnen we onze producten en diensten voldoende afzetten? Niet omwille van de centen maar omwille van de missie?

Onderwijs en de vrije markt is geen eenvoudig verhaal en dat gaan we er ook niet van maken. In dit nummer maken we een rondgang langs verschillende spelers, met de vraag wat de vrije markt hen brengt in hun dagelijkse praktijk. En we kijken naar de grotere dynamieken die door het vrije marktdenken op gang gebracht zijn. Waar varen we voor de wind, en waar moet worden bijgestuurd? Ik dank alle auteurs en geïnterviewden voor hun tijd en antwoorden. Zij hebben ook mij in mijn denken weer verder gebracht.

Ik wens iedereen veel leesplezier.

Renske Valk