Veertig jaar geleden – ik (Dick) was net leraar – had ik vaak, met alle goede bedoelingen om mijn leerlingen te helpen, gesprekken die niet allemaal liepen zoals ik hoopte.

Mijn mentorleerling Anna wil met me praten. Ze heeft regelmatig aanvaringen met mijn collega’s en vooral met haar leraar Nederlands heeft ze vaak ruzie. Ze kan er niet tegen als ze in haar ogen onrechtvaardig behandeld wordt, wil graag met haar docenten in discussie gaan over de lesstof en vindt dat die haar niet serieus behandelen. Ik luister een tijdje naar haar en vertel haar dan wat ik denk dat ze zou moeten doen: na de les met mijn collega gaan praten en uitleggen wat ze bedoelt.

Terwijl ik mijn advies uitspreek merk ik dat haar aandacht niet meer bij ons gesprek is. Het is net alsof er een luikje voor haar ogen zakt. Dat gebeurt vaker in dit soort gesprekken en elke keer weer vraag ik mij af wat er gebeurt, waarom mijn leerlingen niets met mijn mooie adviezen doen en waarom de communicatie halverwege het gesprek stopt.

Hoe dan wel?

Robert, 5 vwo, doubleerde in 3 vwo, een teruggetrokken leerling die ook na de tweede keer 3 wo maar net overging, heeft in februari een cijferconstellatie die herhaling van het doubleren doet vrezen. Dat is eigenlijk vreemd: zijn NIO-score was hoog en zijn CITO-score was dat ook. Ik (Els) heb een mentorgesprek met hem (bepaald niet het eerste) waarin we het hebben over zijn prestaties en over hoe die te verbeteren. Bij zijn vertrek geeft hij aan, dat hij snel naar huis moet: zijn training is naar voren geschoven. Training? Training waarvoor? Ik vraag hem weer even te komen zitten. Hij blijkt bijna dagelijks te trainen: Freestyle BMX. En hij doet het blijkbaar zo goed, dat hij een persoonlijk sponsor heeft.

 

Een advies waar iemand niet om heeft gevraagd is de beste manier is om een gesprek te stoppen.

Ik maak een vervolgafspraak en daar bespreken we wat we eerder al bespraken: waarom hij zo slecht presteert op school? Kan hij de drive die hij voor zijn sport heeft, niet ook – voor de duur van 1 jaar en 2 maanden – inzetten voor zijn schoolwerk? Of in ieder geval: wil hij dat proberen? En (niet onbelangrijk) wat heeft hij daarvoor nodig? Hij gaat dat jaar over: hij bleek in staat om de discipline die hij voor zijn sport opbracht ook voor zijn schoolwerk op te brengen. Iedere week hebben we een coachingsgesprek en daar blijkt ook wat hij in ieder geval niet kan: plannen en volhouden.

In klas 6vwo krijgt hij een andere mentor. Coachingsgesprekken vindt hij niet meer nodig. Hij kan het toch? Als blijkt dat hij met zijn PWS vastloopt en duidelijk wordt dat zijn SE’s uit de herfst vooral te lage cijfers opleveren, hervatten we de coachingsgesprekken. Doel: zijn schoolgedrag om te buigen van onderpresteren naar beter presteren. Doel: goed presteren.

Het doel is bereikt: hij behaalt zijn vwo-diploma. Voor even heeft hij oud en ingesleten gedrag kunnen omzetten nieuw gedrag: het leveren van een voldoende schoolprestatie. Zijn vervolgstudie? Binnen de tijd afgerond!

Luisteren en kijken

Uit deze voorbeelden kunnen we leren dat een advies waar iemand niet om heeft gevraagd, de beste manier is om een gesprek te stoppen. In het eerste voorbeeld werd alleen gezonden, niet geluisterd, en het gesprek had dan ook niet het beoogde effect. In het tweede voorbeeld was de leerling voornamelijk aan het woord en de coach luisterde vooral en stelde af en toe een vraag. Samen onderzochten ze wat de leerling nodig had, wat zijn sterke en minder sterke kanten zijn en hoe hij die eerste kan inzetten.

Wij allebei hebben inmiddels ontelbare keren meegemaakt hoe een leerling met hangende schouders bij ons kwam en aan het eind van het gesprek de deur uit huppelde. Het is net een toverstokje: rustig en zonder oordeel luisteren. Dat is bijna alles wat iemand nodig heeft om zijn of haar gedachten op een rijtje te krijgen. In de meeste gevallen komt de oplossing voor het probleem vanzelf en anders hoeven we maar een beetje te sturen.

Oprechte aandacht en iemand serieus nemen lijkt makkelijk, maar vraagt iets van ons. Namelijk dat we niet onszelf in het middelpunt van het gesprek plaatsen, met ons persoonlijke oordeel, onze levenservaringen en inzichten, maar dat wij vertrouwen hebben in onze gesprekspartner. Als die de ruimte krijgt zelf na te denken over de dilemma’s waar hij/zij mee worstelt, vindt de leerling meestal eigen oplossingen voor het probleem. Dat is waar het in een goed gesprek om gaat: luisteren en de juiste vragen stellen. Dat hebben we in de loop van jaren op onze eigen school ook toegepast bij de begeleiding van onderpresterende leerlingen.

Leerlingen willen wel

We ontwikkelden een traject dat we Discover! hebben genoemd en dat zich als effectief heeft bewezen. Acht van de tien leerlingen zijn aan het eind van het traject in staat hun schoolwerk slimmer aan te pakken: met minder inspanning betere resultaten, minder stress en meer vrije tijd. We geven tegenwoordig cursussen aan docenten die op hun eigen school het onderpresteerprobleem willen aanpakken.

Onze methode is afgeleid van de TOP- en POP-trainingen, zoals neergelegd in het boekje Zie Je Me Wel? (Van Mameren-Schoehuizen e.a., 2010). Het belangrijkste uitgangspunt van Discover! is dat leerlingen, die oppervlakkig beschouwd lui lijken, bijna allemaal het liefst goede resultaten op school halen. Ze willen wel leren, maar weten niet hoe ze het moeten aanpakken. Ze hebben vaak al op allerlei manieren geprobeerd verstandig te studeren, harder te werken, niet meer uit te stellen. Maar ondanks alle goede voornemens lukt het maar niet. Vaak zijn ze daar veel energie mee kwijt en kost dat heel veel stress. Na een tijd geven ze het op en verliezen ze hun motivatie voor school. Naar schatting gaat het om een op de vijf leerlingen die hier mee worstelt, al gauw vijf leerlingen gemiddeld per klas.

In de gesprekken, die we in groepjes van zes tot acht wekelijks hebben, luistert de begeleider vooral en stelt af en toe een vraag. Het gaat er in de eerste plaats om het negatieve zelfbeeld, dat een leerling in de loop van jaren heeft gevormd, om te buigen. We gaan samen aan het werk om hun vastgeroeste ideeën over wat ze niet kunnen los te kunnen laten. Wat ze nu niet kunnen kunnen ze straks wel. We doen oefeningen om motivatie, uitstelgedrag, planning en concentratie te verbeteren. De leerlingen praten vooral met elkaar en wisselen ervaringen uit. Na een paar weken zien we al dat ze een knop omzetten. Ze merken dat ze kunnen veranderen en leren hoe ze slimmer kunnen studeren. Vaak spreken ze onderling af met zijn tweeën of meer samen huiswerk te maken. Ze vinden weer de regie terug over hun eigen leven.

Of we nu in groepjes met leerlingen werken, of in een-op-een-gesprekken, de sleutel tot succesvolle begeleiding zit in het betrokken luisteren naar een jongere en hem of haar serieus nemen.

Els de Jong en Dick van der Wateren hebben ruim 15 jaar ervaring in de begeleiding van, al dan niet hoogbegaafde, onderpresterende
jongeren. Met hun Bureau Slim geven ze individuele begeleiding aan jongeren. Ze verzorgen ook cursussen aan leraren die een begeleidingstraject
op school willen opzetten, of zich willen bekwamen in gesprekken met jonge mensen. https://slimtrainingcoaching.nl/.