"De liefde voor literatuur bracht mij tot de keuze om Nederlands te studeren. Het was heerlijk om me onder te dompelen in de wereld van taal- en letterkunde. Als ik het student-zijn als beroep had kunnen kiezen, was dat het geworden. Ik dacht niet aan lesgeven. Met de nadering van mijn afstuderen en een zorgwekkend gebrek aan beroepsperspectief gaf ik me uiteindelijk schoorvoetend op voor een snuffelstage: twee maanden onderdompelen in het voortgezet onderwijs. Ik herinner mij nog goed hoe mijn eerste contact met de lespraktijk was. Eén keer in de week mocht ik naar scholengemeenschap De Breul in Zeist om daar een half uur les te geven aan één leerling. Ik kreeg Perry uit 4 Havo toebedeeld. Samen zaten we in de aula. Ik herinner het me goed. De school was in rust. De bel ging, de deuren van de klaslokalen vlogen open, er was geluid en leven van alle kanten. Het was alsof het licht in mij aanging. Al die jonge mensen, zo veel energie; ik kon me niets mooiers voorstellen dan onderdeel uit te maken van die wereld. Daar van betekenis te zijn.

Na mijn opleidingsjaar aan de Universiteit

Utrecht werd ik trots lerares Nederlands op mijn eigen oude middelbare school. Ik vond het niet per se heel geweldig om precies op die school terecht te komen. Als bruisende twintiger wilde ik de wereld in en liever niet met een bochtje weer terug naar waar ik vandaan kwam. Er was echter veel werkeloosheid in die tijd (1990) en ik was allang blij dat ik erin geslaagd was om een plekje te vinden. Ik kwam er bovendien achter dat het echt anders is om op een school leerling te zijn dan er les te geven. De leraar wiskunde die ik als jongere aanbad omdat hij zo geduldig en grappig was, bleek een in zichzelf gekeerde collega die het liefst zijn eigen gang ging. De conrector, mijnheer Verhoeven, die ik vroeger zo bewonderde, mocht ik nu Piet noemen. Dat kostte me moeite.

Mijn draai als lerares vond ik snel. Al herinner ik mij nog levendig de eerste zwoegende weken met 4 Havo: maandag het 8e lesuur in het biologielokaal. De roostermaker had mij als groentje geen prioriteit gegeven, dat was duidelijk. Na de herfstvakantie nam de klas echter wat gas terug: eerste fase overleefd. Van meet af aan had ik het gevoel dat wat ik deed, dat wat we in het onderwijs doen, ertoe doet: bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen in een belangrijke fase van hun leven. Mijn eigen vak, Nederlands, vond ik daarbij niet het belangrijkste. Natuurlijk, ik nam de verantwoordelijkheid om groepen leerlingen bekend te maken met alle facetten van dat vak. Het gevoel van een klas waar het mee klikt, die ineens snapt hoe de vork in de steel zit, is onbetaalbaar. Leerlingen hun diploma zien krijgen met tranen in je ogen, omdat je wist hoe het met ze was in de eerste, omdat je met ze mee hebt geleefd, omdat je ziet dat ze er klaar voor zijn om de grote wereld in te stappen. Het zijn kostbare momenten. Op een reünie, jaren later, een jonge vrouw op je af te zien komen: “Ik ben hier speciaal om jou te zien. Ik wil je laten weten dat jij belangrijk voor me bent geweest”. Het ging me erom jonge mensen verder te helpen, op wat voor manier dan ook. Als je mazzel hebt, neemt iemand de moeite om je te laten weten dat het je is gelukt.

Van klagen houd ik niet. Als je vindt dat zaken anders moeten, dan moet je ook bereid zijn om aan die verandering bij te dragen, vind ik.

In het lesgeven vond ik grote voldoening, maar op mijn schoolorganisatie was ik kritisch. Ik was het met allerlei keuzes niet zomaar eens, ik voelde me niet voldoende betrokken bij besluiten die werden genomen.

Van klagen houd ik niet. Als je vindt dat zaken anders moeten, dan moet je ook bereid zijn om aan die verandering bij te dragen, vind ik. Zo werd ik afdelingsleider. Mijn perspectief bleef onverminderd gericht op de leerling: doen wat je kunt om hen verder te brengen. Bestuurders zag ik niet en kende ik niet. Geen idee wat die mensen deden. Ze verdienen riant en staan ver van het ‘echte werk’ af, leek me. Niets aan. Saai ook. Vast veel vergaderen. Maar waarover?

Van afdelingsleider werd ik, in een ander deel van het land, conrector. Van conrector werd ik rector. Met veel liefde en plezier bleef ik betrokken bij de leerlingen. Na een tweede rectoraat zette ik de stap naar de functie van bestuurder. Eerst in Amersfoort en nu al een tijdje in het oosten van het land, bij Achterhoek VO.

Mijn werk is veelzijdig en spannend

, vind ik. Geen dag is hetzelfde. In mijn agenda zie je een voorbeeld van een werkweek. Op maandag ben ik druk met het voeren van sollicitatiegesprekken (samen met een benoemingsadviescommissie). Het vinden van een goede directeur of rector is een belangrijke taak van het bestuur. In de middag neem ik deel aan de afstemming van onderwijs en jeugdhulp in de regio. De verschillende gemeentes spelen daarin een belangrijke rol. Er zitten zoveel partijen aan tafel dat ik het overzicht niet heb. Gelukkig is dit niet de laatste vergadering over dit onderwerp (kleine zucht).

Ik begin dinsdag met een vergadering met de medezeggenschapsraad (mr) van school A. Hun rector is een jaar aan de slag en ik hoor, in verband met haar aankomende functioneringsgesprek, graag van de mr of zij, net als ik, blij zijn met haar. ’s Middags hebben we een belangrijke bijeenkomst over de formatie van het komende jaar: welke vacatures zijn er op de 17 scholen, welke scholen hebben medewerkers in de boventalligheid en kunnen we daar een match vinden? In een regio waar in 10 jaar tijd 30% afname van het aantal leerlingen is, is strategische personeelsplanning heel belangrijk. Het streven: al onze vaste medewerkers aan het werk te houden. Het feit dat er mensen met pensioen gaan, helpt daarbij. Op woensdag heb ik een overleg met de rectoren van de scholen in Oost Achterhoek (samen zijn we een stuurgroep). Omdat het aantal leerlingen daalt, moeten onze scholen met elkaar samenwerken. Onze (mijn) belangrijkste opdracht is om ervoor te zorgen dat er voor de leerlingen in de regio breed, divers onderwijs van hoge kwaliteit zal blijven. En dan het liefst op fietsafstand. In Doetinchem en Zutphen hebben we daar de goede vorm voor gevonden. In Oost Achterhoek komt er ook een passende oplossing. De wethouders (zie donderdagmiddag) zijn benieuwd en we informeren ze zorgvuldig.

Een van onze scholen scoorde op twee indicatoren onder de maat. De inspectie had het ook gezien. Op vrijdag visiteer ik deze school. Er is een verbeterplan gekomen en nu doen we (medewerkers kwaliteitszorg en ik) de check: is de kwaliteit (weer) op orde? Aan het eind van de dag kan ik een positief signaal afgeven.

Op een reünie van een van

de scholen van Achterhoek VO zal er geen oud-leerling op mij afkomen. Van de 13.500 leerlingen kennen er maar een paar mij. Mijn drive is evenwel onveranderd: het moet om kansen voor jonge mensen gaan. Daar zet ik me als bestuurder voor in. Ik geef geen les meer, maar ik werk nog steeds vol overgave voor de leerlingen. Iedere dag weer."

Maria van Hattum is voorzitter van het College van Bestuur van Achterhoek VO.