In haar LinkedInprofiel schrijft Corine Korrel Negatieve beeldvorming over VMBO’ers werkte voor mij als een rode lap. Daarom bedacht ik Onderwijs/VMBO On Stage waar VMBO’ers op de rode loper met applaus ontvangen worden. Bij On Stage ontmoeten leerlingen hun nieuwe beroepsnetwerk – van automonteur tot advocaat – omdat DROMEN MAG bij On Stage. Ze heeft een sterke betrokkenheid bij een grote groep leerlingen voor wie school geen makkie is en die al vroeg moeten komen tot een opleidingskeuze.

Op je 14e kiezen voor een richting en een beroep, we vragen nogal wat van deze kinderen?
‘Ja, dat is een hele klus. Maar we kunnen leerlingen daar wel bij helpen. Vmbo’ers kiezen anders dan vwo’ers en havoleerlingen, die eerst een opleiding of studie kiezen en pas later een beroep. Vmbo-leerlingen verheugen zich niet allemaal op nog jaren doorleren. Die moeten eerst verliefd worden op een vak. Als ze hebben kunnen ruiken aan werk dat bij hen past, gaat er een vuurtje branden, dan krijgen ze vakfocus. Natuurlijk moeten ze nog wel ‘die stomme school’ afmaken, maar daarna lonkt dat mooie vak. Zo ontstaat motivatie en toekomstperspectief en is het kiezen van een bijpassende studie niet zo moeilijk meer.

Ook een beroep kiezen gaat voor vmbo’ers anders. Van al die mooie websites met glossy filmpjes en foto’s krijgen ze geen realistisch beeld van een beroep en van de werkdag. Hoe wel? Door een goed, persoonlijk gesprek met iemand van de werkvloer.’

Corine Korrel

Jij zag daar mogelijkheden?

‘Van vmbo-leerlingen is bekend dat ze graag dichtbij huis willen blijven leren, werken, wonen en leven. ‘Dus,’ dacht ik, ‘Juist de lokale bedrijven en organisaties waar ze later zullen gaan werken, moeten deze jongeren helpen met hun beroepskeuze.’ Dat ben ik gaan organiseren: het jaarlijkse Beroepenfeest VMBO On Stage, waar jongeren en beroepsbeoefenaren uit de lokale samenleving met elkaar kennismaken. We laten de jongeren vooraf nadenken over: ‘Waar wil jij meer van weten, wat is jouw droom?’ En ze krijgen een netwerktraining, zodat ze goed voorbereid naar het Beroepenfeest gaan. Daar voeren ze een paar echte gesprekken met mensen van de werkvloer die houden van hun vak. Mensen die kunnen vertellen waarom ze dit vak hebben gekozen, wat je ervoor moet doen en laten, hoe de werkdag eruit ziet, wat het leukste deel van het werk is, dat sommige werkzaamheden saai zijn, en dat dat er allemaal bij hoort.

Leerlingen krijgen daarna een uitnodiging om een dag te komen meewerken. Vaak klikt het zo goed, dat ze een zaterdag- of vakantiebaan aangeboden krijgen. Zo blijven ze in contact met dat bedrijf, raken bekend, groeien door en hebben bij wijze van spreken al een mbo-stage op zak vóór ze beginnen aan een passende opleiding.

Ook voor een werkgever is dit interessant: die investeert in een jongere en bindt hem of haar zo aan het bedrijf. Die leert de jongere kennen als persoon, met talenten en vaardigheden, en kijkt mee welke bijpassende opleiding hij of zij het beste kan gaan doen. Het startpunt van die opleiding is dan anders, de leerling heeft eerst al het vak verkend.’

Moet een leraar uit speciaal hout zijn gesneden om op een vmbo les te kunnen geven?

‘In het vmbo zitten leerlingen in een snelkookpan van kind naar werknemer – want al als stagiaire word je verondersteld je professioneel te gedragen. Vmbo-leraren zijn meer dan alleen vakdocent, ze moeten rolmodel zijn en die beroepshouding voorleven.

Vmbo-docenten zijn pedagogische duizendpoten.

Daarnaast moet een docent ook lijntjes naar het bedrijfsleven aanhouden. Ik zie te veel convenanten tussen onderwijs en bedrijfsleven papieren tijgers worden. Van veel meer nut is het lijntje dat een docent heeft met de bakker op de hoek, aan wie hij kan vragen: ‘Mag deze leerling eens een dag met je meelopen?’ Ook dat moet je als docent in je repertoire hebben. Vmbo-docenten zijn pedagogische duizendpoten. Voor zover ik het kan overzien is daar op de lerarenopleidingen maar weinig aandacht voor. En als het er is, dan in de zin van: ‘Tja, om les te kunnen geven op het vmbo moet je wel stevig in je schoenen staan.’ Ik vind dat wel een groot manco.’

Zijn er nog meer manco’s? Je hebt tenslotte inmiddels een wereld aan ervaring met het vmbo. Waar liggen grote opdrachten voor ons onderwijs?

‘Het belangrijkste probleem dat ik zie, is dat we kinderen op hun 12e zo strikt scheiden in vmbo-havo-vwo. Tijdens hun hele puberteit leven ze niet met elkaar, ze kennen elkaar niet. Vwo’ers en vmbo’ers komen elkaar pas weer tegen als de een baas is en de ander werknemer. Dat is slecht voor de samenleving, die verschillende school- en levenspaden die nooit meer bij elkaar komen!

Vervolgens worden die verschillende onderwijsrichtingen heel anders gewaardeerd. Van alle 12-jarigen gaat het grootste deel naar het vmbo. Vmbo’ers vormen later ook het grootste deel van de beroepsbevolking. En toch wordt er vaak denigrerend over hen gedaan, daar kan ik me enorm boos om maken. Groep 8-leerlingen krijgen te horen: ‘Schat, doe je best, anders moet je naar het vmbo.’ Op de havo wordt gedreigd met ‘afstromen naar het vmbo’. En kijk maar eens in wat voor gebouwen vooral basis-kader soms zit: verveloos, vies, verwaarloosd. De diploma-uitreiking van vwo en havo wordt steeds grootser gevierd, met een gala in een afgehuurde schouwburg, terwijl de geslaagden van het vmbo in de aula of gymzaal gefeliciteerd worden. Ik weet dat ik chargeer, maar ik kom die verschillen echt tegen, ook bij mijn eigen kinderen.

Waar ik me ten slotte druk om maak, is de grootschalige, gesubsidieerde, eenzijdige promotie van de technieksector, gericht op beïnvloeden van de beroepskeuze van leerlingen. Leerlingen worden daarbij benaderd als werkbijen voor een sector met een tekort aan werknemers. Spotjes in de media, games, youtubers, websites, allemaal met de strekking: ‘Iedereen moet de techniek in, want er moeten warmtepompen, zonnepanelen en windmolens komen, en daarbij ben jij nodig!’ Natuurlijk zijn dat fantastisch mooie beroepen, maar niet alle vmbo’ers zijn techniektalenten. En de arbeidsmarkt is veel breder dan techniek: we kunnen ook niet zonder kappers, bakkers, klassenassistenten en verplegers. Bovendien, nog veel belangrijker: leerlingen hebben vrijheid van beroeps- en opleidingskeuze, ze mogen zelf kiezen! Natuurlijk moet je ook vertellen over de kansrijke arbeidsmarkt, maar blijf wel dichtbij de interesse van een leerling.’

Zie je ook oplossingen voor de problemen die je schetst?

‘Ons complexe onderwijssysteem met z’n knip na groep 8, als kinderen 12 zijn, krijgen we echt niet morgen al veranderd. Wel kunnen we nu al beginnen bij de onderwijshuisvesting; dáár ligt volgens mij de basis voor een meer diverse en saamhorige samenleving. Dus ik ben ervoor om alle leerlingen van basis-kader tot en met gymnasium bij elkaar in één gebouw les te laten krijgen en de voorzieningen gelijk te trekken. Niet per se alle richtingen bij elkaar in de klas; want ook verschillen in leerbehoeftes moet je recht doen. Het gaat mij erom dat kinderen elkaar blijven zien, elkaar blijven kennen. Dat het gewoon is als vwo’ers een uurtje gaan lassen met vmbo’ers, omdat ze dat gaaf vinden en het graag willen leren. Of dat een vwo’er tegen een vmbo’er zegt: ’Zal ik je even helpen met wiskunde? Daar ben ik goed in’. Dat ze op het schoolplein samen veegdienst hebben. En dat ze allemaal dezelfde faciliteiten hebben: een schoon en opgeruimd gebouw, goede ict, een mooie gymzaal en een hockey- of voetbalveldje. Assessments voor iedereen, of voor niemand; examengala’s in een afgehuurde schouwburg of in de eigen aula – voor alle leerlingen gelijk.

Verder ben ik voor een verticaal mentorsysteem, waarin iedereen die binnen de school werkt, mentor is van een stuk of tien leerlingen – ook de schoolleider, de conciërge en de mevrouw van de administratie. In een mentorgroepje zitten leerlingen uit alle leerjaren van verschillende schoolniveaus bij elkaar, voor wie de mentor tijdens de hele schoolloopbaan aanspreekpunt blijft.

Zo’n mentor leert leerlingen echt kennen en kan ook met de ouders een band opbouwen. Mentorgroepjes komen geregeld samen voor begeleiding en soms voor bijvoorbeeld een uurtje bowlen. Zo krijgen ze een gevoel van ‘samen’. Als dan een bruggertje gepest wordt op het schoolplein, kan een 4e klasser uit de mentorgroep het voor ‘m opnemen. En leerlingen van vmbo, havo en vwo blijven elkaar intensiever tegenkomen, blijven elkaars ontwikkeling zien.’

Vmbo On Stage

Wat wil je de lezers nog meegeven?

‘Mijn oproep aan overheid, onderwijs, samenleving en bedrijfsleven is: deze kinderen zijn

onze

kinderen en we hebben allemaal een rol bij hun toekomstdromen. Die rol moeten we altijd vervullen, en niet alleen als we hen nodig hebben als werknemer in een tekortsector. Dat is opportunistisch!’


Delft On Stage ging in 2007 van start. Het sloeg aan en steeds meer regio’s meldden zich. Inmiddels zijn het er 20, met een bereik van 20 duizend jongeren per jaar.

Dit schooljaar start een effectonderzoek. Wat nu al uit de eigen enquêtes blijkt: Veel (30%) leerlingen die meededen, werken jaren later, als begin 20-er, bij het bedrijf dat ze bij het Beroepenfeest ontmoet hebben toen ze 14 waren. Dat contact is gebleven, de persoonlijke insteek werkt echt.

Volg via @VMBOOnStage of ga naar www.onderwijsonstage.nl