Nederland heeft nooit een uitsluitend publiek onderwijsstelsel gekend. Al in de Bataafse Republiek bestond naast het publieke bestel ook privaat bijzonder onderwijs, en sinds 1917 worden beide door de overheid gefinancierd. Het was een vrij uitzonderlijke structuur met kenmerken van een vrije markt, echter niet het marktdenken was de drijfveer, eerder de vrije uitoefening van godsdienst. Die echte vrije markt gedachte kwam later, met de toenemende invloed van de neo-liberale ideologie waarin het terugbrengen van de sturing vanuit de overheid, decentralisatie, deregulering en het stimuleren van concurrentie een grote rol speelde. Die transitie en de ontwikkelingen die daaruit voortvloeien worden op pagina # uitgebreid beschreven door Sjoerd Karsten. Hij noemt het de ontwikkeling van de ‘traditionele onderwijsmarkt’ naar de nieuwe onderwijsmarkt.

Afbraak

Niet alleen als vakbondsbestuurder maar ook als leraar ziet Evers met lede ogen aan hoe deze ontwikkeling zich voltrekt. “Ik ben geschiedenisleraar en ik wil mijn werk goed doen. Maar om mij heen zie ik gekwalificeerd personeel vertrekken, leraren voor wie de werkdruk te groot wordt. Op ‘moeilijke’ scholen is de die leegloop groter. Ik zie scholen die vakken niet meer aanbieden om de eenvoudige reden dat er geen leraren te vinden zijn. Dat tast de kwaliteit van het onderwijs aan, het vergroot de verschillen en dat maakt me verdrietig. Een marktoplossing zou zijn: flexwerkers en uitzendkrachten. Dat gebeurt ook, maar dat is om allerlei redenen onwenselijk. Het is een belasting voor scholen. Iemand moet ingewerkt worden en langzaam integreren in de schoolcultuur, maar meestal blijven ze niet zo lang. Van een uitzendleraar hoef je geen medezeggenschap tegen de stroom in verwachten want zijn werkplek is niet gegarandeerd. Daarbij is de rechtspositie van flexwerkers sowieso kwetsbaar. Gebruik maken van deze arbeid vindt ik een slecht signaal van een schoolbestuur met een maatschappelijk kompas. Ik snap dat de school alle zeilen bij moet zetten om een leraar voor de klas te krijgen, maar het zijn lapmiddelen die het probleem maskeren. Ik heb liever dat ze met ons mee staken: tot hier en niet verder.

Ik ben geschiedenisleraar, maar mijn autonomie is in het geding. Steeds meer leerlingen volgen schaduwonderwijs. Ik weet niet wat daar gebeurt, maar het heeft invloed op mijn de uitoefening van mijn leraarschap. Grote techbedrijven komen mijn klas binnen op wie ik geen invloed kan uitoefenen. In hun programma’s maken ze gebruik van algoritmes die ik niet ken maar die wel een werkelijkheid scheppen. Die aan de leerlingen trekken om ze naar platforms te krijgen, iets wat misschien haaks staat op wat wij als school willen. Schoolbesturen worden groter, stellen zich neoliberaal op, kijken vooral bedrijfeconomisch en technocratisch. Je moet instrumenten gaan ontwikkelen om zo’n managementstructuur in toom te houden, je moet je medezeggenschap organiseren en verdedigen. Denk aan het professioneel statuut. (https://www.aob.nl/professionalisering/lerarenregister/).”

Het onderwijs is slechter geworden, de verschillen tussen de scholen groter, de autonomie van de leraar kleiner en de schoolbesturen technocratischer en machtiger.

Over de effecten van de nieuwe onderwijsmarkt is Evers duidelijk. Het onderwijs is slechter geworden, de verschillen tussen de scholen groter, de autonomie van de leraar kleiner en de schoolbesturen technocratischer en machtiger. De overheid heeft de eigen kerntaken grotendeels weggeorganiseerd naar private partijen zodat zelfs de loononderhandelingen niet meer worden gevoerd, aan tafel met de verantwoordelijk minister. Evers: “Die afbraak van het publieke systeem moet je niet alleen opvatten als economische ontwikkeling, maar ook als een publiekrechtelijke. Publieke organisaties zijn democratische organisaties; die leggen verantwoording af aan mensen die gekozen worden, daarin is ook medezeggenschap gewaarborgd en vanuit democratisch opzicht een kernwaarde. Dat is bij private partijen anders. Steeds meer private partijen in het publieke domein betekent dus: minder medezeggenschap en democratische controle.”

Privatisering in en van het onderwijs

De Britse socioloog Stephen Ball spreekt van ‘endogene’ en ‘exogene’ privatisering van het onderwijs. In het eerste geval importeert het publieke bestel steeds meer ideeën, technieken en praktijken uit de private sector, uit de commerciële wereld. Een voorbeeld hiervan het aanbieden door scholen van bijles waarvoor ouders moeten betalen. Het is privatisering binnen het publieke onderwijs. ‘Exogene’ privatisering is privatisering van het onderwijs, waarbij het onderwijsbestel open gaat voor private ondernemingen die onderwijs gaan uitvoeren. Volgens Ball gaat endogene privatisering in het onderwijs vooraf aan exogene privatisering van het onderwijs. Het is belangrijk om deze ontwikkelingen te zien, volgens Evers. Hij waarschuwt: “Het aantal privé-scholen in Nederland is misschien nog klein, maar we kennen inmiddels de vlucht die het schaduwonderwijs heeft genomen. We hebben te maken met dalende onderwijsprestaties en een enorm lerarentekort. En een basisregel is: als het publieke niet op orde is, springt het private daarop in. Als de kwaliteit van het publieke onderwijs te wensen over laat, vindt er een vlucht richting privaat plaats.”

Evers ziet maar één weg: het onderwijslandschap moet stevig hervormd. Dat bereik je niet zomaar. Daarvoor is een goed georganiseerde sector onmisbaar. Dat betekent in ieder geval: een sterke vakbond. En ja, misschien ook een beroepsvereniging. “ Maar we moeten eerste de basis op orde hebben. Je kunt als beroepsvereniging wel werken aan standaarden, maar als je niets kan afdwingen is dat een papieren tijger. Een beroepsvereniging kan niet zonder een sterke vakbond. Schotland heeft private invloeden buiten de deur gehouden, omdat ze een strak register hebben en een beroepsvereniging met een hele nauwe opdracht, maar die bestaat omdat er een sterke vakbond is. Als je over de grenzen kijkt, zie je dat er één constante is die werkt in de strijd voor de publieke zaak: een sterke onderwijsbond. In Noorwegen en Finland kennen en snappen ze het onderscheid helemaal niet en is ca 90% lid. Dat is een sterke beroepsgroep en daar moeten wij ook heen.”

Nieuw publiek eco-systeem

Op de eerste plaats moeten een aantal decentralisaties worden teruggedraaid en medezeggenschap hersteld. Evers: “ De overheid moet weer verantwoordelijkheid nemen voor een aantal kerntaken, zonder overigens te vervallen het oude en centralistische topdown-denken. Wat we nodig hebben is een nieuwe infrastructuur van publieke instanties, kennisinstituten, liefst verbonden met elkaar, regionale netwerken, overkoepelende instellingen die samen met het onderwijs zelf het onderwijs beter maken. De overheid moet daarin zorgen voor uitvoeringscapaciteit. Zo kunnen scholen op een gelijke wijze profiteren van kwaliteit en gaan we met z’n allen naar een hoger niveau. We moeten dat goed organiseren, ervoor zorgen dat leraren betrokken zijn. Lerarenverenigingen hebben daar een grote rol in.”

Verder is Evers een sterk voorstander van een uitgebalanceerde tripartite systeem waarin werknemers, werkgevers en overheid weer samen de ingewikkelde onderwijsbeleidspuzzel leggen. “Wij werknemers willen weer met de minister aan tafel en niet enkel met de besturen. De minister moet als eerstverantwoordelijke én financier transparant zijn. Niet zoals nu, de loonruimte onder de pet houden omdat, citaat, dat ‘marktverstorend werkt’, om het vervolgens werknemers en werkgevers te laten uitvechten.

Evers is niet ten principale tegen private aanbieders in het onderwijs. Maar alleen als het publieke stelsel robuust genoeg is. Evers: “Tot begin tachtiger jaren was het openbaar onderwijs nog een overheidsverantwoordelijkheid en vormde in zekere zin een rem op de ontwikkeling van privaat onderwijs. Maar daarvan is nu geen sprake meer. Daarom zijn hervormingen nodig. Vergezeld van een fundamentele discussie over wat publiek is en welke rol overheid, werkgevers en werknemers hebben. Doen we dat niet, dan zal privatisering verder gaan en belanden we in een situatie zoals in Zweden, onlangs, waar met het failliet gaan van een groette private onderwijsonderneming ineens 20.000 leerlingen op straat staan. Dat wil je niet.”

Reactie op het advies Publiek karakter voorop

Een schrikbeeld, noemt de AOB het idee dat het onderwijs zou verworden tot een platform voor private aanbieders, iets waar de Onderwijsraad voor waarschuwt. In een gezamenlijke brief onderstrepen de bonden AOB, CNV en FVOV, de beroepsvereniging MBO, de Verenigde Vakinhoudelijke Verenigingen voortgezet onderwijs en het Lerarencollectief de zorgen zoals deze in het advies van de Onderwijsraad naar voren komen. Daarbij onderstrepen zij het belang van onderwijskwaliteit en merken op dat de overheid het onderwijs jarenlang heeft verwaarloosd, met als meest in het oog springend gevolg: het lerarentekort. Het advies gaat, zo stellen de belangenverenigingen, jammer genoeg onvoldoende in op de beleidskeuzes van de afgelopen decennia die naar hun opvatting bijgedragen hebben aan de ruimte die is ontstaan voor privatisering van ons onderwijs. “De oorzaak van privatisering ligt mede in ons onderwijsbestel waarbij vanaf de jaren negentig bewust gestuurd is op decentralisering, concurrentie, schaalvergroting en een te grote focus op bedrijfsmatig werken, ingegeven door financiële prikkels in het systeem. De overheid is hierbij op steeds grotere afstand komen te staan en laat teveel over aan het onderwijsveld alleen en externe private partijen.” Men pleit voor een stevige plek aan tafel voor onderwijsvakorganisaties bij landelijke onderwijsbeslissingen.

Lees de hele brief hier: https://www.aob.nl/nieuws/scholen-onvoldoende-bewust-van-risicos-privatisering/