Een themanummer over geduld in een onderwijsblad. Is dat bijzonder of is er juist nu alle aanleiding om er aandacht aan te besteden? Ik denk beide. Het is bijzonder omdat het onderwerp ‘geduld’ niet prominent aanwezig in de literatuur over onderwijs, in onderwijsonderzoek of in opleidingsboeken voor het vak van leraar. Dat kan erop wijzen dat we het for granted nemen dat leraren geduldige mensen zijn en dat hun onderwijspraktijk een ‘geduldige praktijk’ kan worden genoemd. Het was, in elk geval tot voor kort, niet nodig om daar aandacht aan te besteden. Met als zoveel zaken, heeft de covid-pandemie laten zien dat we hier een te optimistische en misschien ook wel naïeve kijk op hadden. Het is volgens mij eerder zo dat de pandemie een onderliggende ‘structurele’ fout in het onderwijs aan het licht heeft gebracht: het toenemende gebrek aan geduld, dat leerlingen én leraren raakt. Dat is het eerste aspect waarop ik in dit inleidende artikel zal ingaan. De tweede optie, er is alle aanleiding om ons juist nu met geduld bezig te houden, klopt ook en niet alleen omwille van het heden, maar ook met het oog op de toekomst. Het zit er immers dik in dat ons geduld nog vaak op de proef zal worden gesteld. Mijn veronderstelling is dat we baat zouden kunnen hebben bij een geduldige oefenpraktijk. Dat is het tweede aspect dat ik bespreek. Eerst zal ik ingaan op de betekenissen van de begrippen geduld en ongeduld, daarna op maatschappelijk ongeduld en hoe dit leraren en leerlingen raakt. Ik sluit af met enkele inspirerende voorbeelden van geduldpraktijken in het onderwijs.

Geduld: een begrip met veel betekenissen
We komen de termen geduld en ongeduld in veel uitdrukkingen tegen: je geduld verliezen, ‘je bent een juffertje ongeduld’, je moet de pijn maar dulden en het zelfs in het digitale tijdperk het nog vaak gehoorde ‘papier is geduldig’. Dit gaat allemaal vele honderden jaren terug, zelfs naar Bijbelse tijden: Job moest het lijden, als straf van God maar zien te dulden. Het gaat er steeds om iets (of iemand) te kunnen verdragen en dat met een zekere kalmte. Er is ook de combinatie met volharding. Als je voor een moeilijke taak staat, kun je deze volbrengen door geduldig te volharden. De filosoof Cornelis Verhoeven spreekt over geduld als ‘uitstel’: het kunnen verdragen dat iets wat je graag wilt nu nog niet mogelijk is. Voor mij is dit de kern van geduld of liever: van het probleem dat we ermee hebben in deze tijd en dat zijn repercussies heeft voor het onderwijs.

Geen uitstel dulden
We leven in een maatschappij waarin snelheid belangrijk wordt gevonden. We zijn binnen enkele jaren gewend geraakt aan een 24-uurs economie waarin we over (vrijwel) alles permanent en direct kunnen beschikken. De beleving van ‘kloktijd’ is, dankzij de steeds snellere technologie, ingrijpend aan het veranderen. We willen, nee: moeten ‘eruit’ halen wat erin zit. Voor niet (nuttig) gebruikte tijd hebben we geen tijd: die vinden we ‘verspild’ of ‘verloren’. De vele momenten dat we op iets moeten wachten, maken ons steeds ongeduldiger. De files, de wachttijden aan de telefoon of aan de kassa, pakjes die niet op de beloofde tijd worden bezorgd: het aantal voorbeelden is eindeloos uit te breiden. Allemaal aanslagen op onze kostbare tijd. De covid-pandemie zette dat geduld nog meer onder druk; we moesten opnieuw leren wachten. Wat er steeds speelt, is uitstel – meestal uitstel van het voldoen aan een wens: ik wil het en ik wil het nu. We zijn zo gewend geraakt aan almaar toenemende snelheid dat het erop lijkt dat snelheid ook een kwaliteitscriterium voor het werk van leraren en leerlingen is geworden. Dat geldt ook voor de politiek. Problemen moeten snel worden opgelost (‘aangepakt’) en zeker waar het ‘t onderwijs betreft wordt hoog van de toren geblazen. Er is praktisch geen maatschappelijk probleem meer over waarvoor het onderwijs niet als antwoord wordt gezien. Daarmee is sprake van een invasie van maatschappelijk en politiek ongeduld in een sector die het juist bij uitstek van geduld moet hebben.

Onderwijs als spanningsveld tussen geduld en ongeduld
Onderwijs is een sector waarin tijd en ruimte structurerende elementen zijn. (Dat dat ruimtelijke aspect met het voornamelijk digitale onderwijs danig is verstoord, is dan ook een van de grootste problemen.) ‘Er is geen vorm van leren die geen tijdsbesef impliceert…,’ zegt Fernando Savater. In de praktijk hebben leraar en leerling niet helemaal hetzelfde belang bij tijd. De leraar kan in belangrijke mate de tijd van de leerling bepalen, in zekere zin vervult hij voor hen de rol van de objectieve, altijd maar doortikkende tijd. Het curriculum en de daarvan afgeleide lesdoelen, leerinhouden en werkvormen en vooral de tijd die hieraan wordt besteed, zijn voor het grootste deel in handen van leraren, zeker in het voortgezet onderwijs. Zij worden daar ook op ‘afgerekend’. Het behoort tot de professionaliteit van de leraar om binnen de kaders zo flexibel mogelijk met tijd en tijdsverdeling om te gaan, zodat het curriculum en het lesrooster geen keurslijf worden. De professionele leraar durft, wanneer het zinvol en opportuun is, de methode los te laten of daaraan een eigen invulling te geven, rekening houdend met en inspelend op de leerlingen die hij of zij voor zich heeft. Precies het geduld dat hiervoor nodig is, staat onder druk.

Onderwijs is een sector waarin tijd en ruimte structurerende elementen zijn.

Want niet tegenstaande de vakinhoudelijke, didactische en pedagogische expertise van de leraren, is het onderwijs langzamerhand een grote almaar doordravende machine geworden waarin vooral how to-vragen domineren; vragen naar de effectiviteit van interventies, niet naar de eventuele ‘goedheid’ daarvan. Als het maar werkt en snel, lijkt het credo te zijn. Mede dankzij de verplichte vrijetijdsector – de bijlesindustrie, toetstraining, weekendschool – kampen nu niet alleen ouders en leraren met burnouts, maar ook kinderen en jongeren.

Cornelis Verhoeven legde al meer dan veertig jaar geleden de vinger op het overactieve en zelfs activistische karakter van veel onderwijs. Het dendert maar door. De vele toetsmomenten maken van een loopbaan een marathon die je zorgvuldig moet indelen, een serie honderd-metersprints, met een continue race tegen de klok. Zijn pleidooi om meer ‘passiviteit’ in te bouwen in het onderwijs, is natuurlijk geheel tegen de tijdgeest. Maar ik denk dat we werkelijk behoefte hebben aan meer ont-spanning, minder werkdruk en een langere adem, zodat we een marathon als een marathon kunnen lopen en niet als een verzameling sprints. Ik ben mooie voorbeelden tegengekomen van in elk geval pogingen om de machinerie, al is het maar voor enkele uren per week, wat vaart te doen minderen. Twee bespreek ik er hier.

Slow down
Voor lerares Frans Liesbeth Breek zijn haar leerlingen een leerschool voor geduld. Maar omgekeerd wil zij haar leerlingen ook geduld bijbrengen (tussen haakjes: opvoeding tot geduld heeft altijd wel de belangstelling van pedagogen gehad). De manier van werken die ze daarvoor kiest, noemt ze slow looking. In haar lesprogramma zijn uren opgenomen, waarin de klas systematisch, zonder haast en met grote aandacht foto’s bekijkt (ontleend aan ‘Streets of the World’). De leerlingen stellen zichzelf vragen over deze, soms indringende en meerduidige foto’s: wat zie ik? – ik denk … – ik vraag me af… Het gaat om, in psychologische termen, observeren, bewijsvoering en nieuwsgierigheid. Na deze eerste individuele fase wisselen de leerlingen hun bevindingen uit, zonder de directe bemoeienis van de lerares. Een derde stap is het zich inleven in een van de op de foto zichtbare personen en vanuit dat perspectief vragen stellen. Alle communicatie gaat in het Frans, wat een mooie combinatie geeft van een taal met openheid naar de wereld en het geduld dat daarvoor nodig is.

Voor leraar biologie en initiatiefnemer van maakonderwijs Per-Ivar Kloen doet het huidige onderwijs denken aan een wandeling bergop waarbij elke vijf minuten wordt omgekeken hoe hoog we al zijn. Met andere woorden: in het ongeduld om vast te stellen hoe de leerlingen ervoor staan, vergeten we dat zij met een lange weg bezig zijn die je niet in minipartjes moet opbreken. Voor hem is de zgn. fabklas waar leerlingen na schooltijd terecht kunnen een vorm van onthaasting, een middel om even los te komen van dit soort druk. Ze hoeven geen doelen te stellen, geen tijdpad aan te geven, geen producten te overleggen. Wel hebben ze aan het begin van hun maaktraject – dat van alles kan behelzen, van werken met papier, karton, hout, ijzer enz., tot en met geavanceerde technologie, lasercutters enz. – een gesprek met een leraar over wat hen voor ogen staat en hoe ze denken daaraan te gaan werken. Vrij, maar niet vrijblijvend. De leerlingen leren niet alleen materialen kennen en dingen maken, ze leren ook zichzelf (beter) kennen.

Het zijn twee voorbeelden die laten zien dat oefenen met geduld mogelijk is en loont. Zo’n oefenpraktijk onderbreekt de machinerie. Wie durft het aan?

Joop Berding is pedagoog en auteur. Recent verscheen van zijn hand Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld. Meer informatie op www.joopberding.com.

Lees ook: https://www.van12tot18.nl/wereldburgerschap-kijken-nog-eens-kijken-verwonderen-verbeelden-praten

Lees ook: https://www.van12tot18.nl/waar-is-de-magie-van-het-maken-gebleven

Literatuur

Berding, J. (2019). Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld. Antwerpen/Apeldoorn: Cyclus.

Savater, F. (2001). De waarde van opvoeden. Filosofie van onderwijs en ouderschap. Utrecht: Bijleveld.

Verhoeven, C. (1980). Tractaat over het spieken. Het onderwijs als producent van schijn. Baarn: Ambo.