Curaçao is een deel van het Koninkrijk der Nederlanden, maar geen deel van Nederland. Dat maakt dat het onderwijs op Curaçao lijkt op dat van Nederland, maar tegelijk anders is. Het onderwijs is er net zo verzuild als in Nederland, het funderend onderwijs (de basisschool) wordt afgesloten met een toets die bepalend is voor de toelating voor het voortgezet onderwijs, het voortgezet onderwijs werkt grotendeels met Nederlandse eindexamens, en de lerarenopleidingen zijn onderworpen aan dezelfde kwaliteitstoetsing als de Nederlandse lerarenopleidingen.

Enerzijds betekent dat dat startende leraren tegen vergelijkbare vragen en uitdagingen oplopen. Maar tegelijk is de context en cultuur anders.

Gianward la Croes kan de situatie van startende leraren vanuit veel perspectieven bekijken. Hij is geboren op Curaçao, was student aan de lerarenopleiding in Nederland en werd daarna leraar op verschillende Nederlandse scholen. Sinds tien jaar woont hij weer op het eiland, waar hij momenteel adjunct-directeur is van een van de vmbo-opleidingen, de Scholengemeenschap Otrobanda Goslinga.

La Croes: ‘Ik heb altijd geweten dat ik leraar wilde worden. Ik ben al vroeg voor het leraarschap gegaan. Omdat er geen lerarenopleiding biologie op Curaçao is, was het vanzelfsprekend dat ik naar Nederland ging om te studeren. Dat was niet altijd makkelijk in het begin. Ik miste mijn familie, Nederland was zo groot in mijn ogen!’

Ik weet nog goed dat ik mijn eerste practicum wilde geven. Mosselen ontleden was dat. En ja hoor, ik kreeg de mosselen niet open!

Net als veel andere studenten kreeg La Croes al tijdens zijn studie een baan aangeboden. Als leraar biologie, eerst in Monnickendam en toen in Volendam. La Croes: ‘Als leraar word je voor de leeuwen gegooid. Er wordt verwacht dat je volledig als leraar functioneert terwijl je nog aan het leren bent. Door vallen en opstaan leer je het vak. Ik weet nog goed dat ik mijn eerste practicum wilde geven. Mosselen ontleden was dat. En ja hoor, ik kreeg de mosselen niet open! Dat zijn herinneringen die je altijd bijblijven. Dat helpt me nu bij de begeleiding van mijn startende collega’s hier op Curaçao.’

Net als veel andere studenten kreeg La Croes al tijdens zijn studie een baan aangeboden. Als leraar biologie, eerst in Monnickendam en toen in Volendam. La Croes: ‘Als leraar word je voor de leeuwen gegooid. Er wordt verwacht dat je volledig als leraar functioneert terwijl je nog aan het leren bent. Door vallen en opstaan leer je het vak. Ik weet nog goed dat ik mijn eerste practicum wilde geven. Mosselen ontleden was dat. En ja hoor, ik kreeg de mosselen niet open! Dat zijn herinneringen die je altijd bijblijven. Dat helpt me nu bij de begeleiding van mijn startende collega’s hier op Curaçao.’

De bevolking van Curaçao bestaat uit mensen van verschillende achtergronden en dat zie je terug in de lerarenteams. Deels bestaan die uit leraren die afkomstig zijn van Curaçao en daar ook hun opleiding hebben gevolgd (de University of Curaçao biedt de lerarenopleiding funderend onderwijs (pabo) en tweedegraads lerarenopleidingen voor de talen Spaans, Papiamento, Engels en Nederlands aan). Ook is er grote groep (ervaren) leraren uit Nederland die het leuk vinden om een aantal jaren op Curaçao les te geven (de ‘contractanten’. Dan zijn er nog leraren afkomstig uit Suriname. En voor een deel zijn het leraren zoals La Croes die op Curaçao geboren zijn, hun lerarenopleiding in Nederland gevolgd hebben en daarna weer zijn teruggekeerd. Naar deze groep wordt bijzonder uitgekeken in het kader van het terugdringen van de zogenaamde ‘braindrain’.

La Croes: ‘Ook voor terugkeerders, de leraren die oorspronkelijk uit Curaçao komen, is de overgang groot. Ik keerde zo’n tien jaar geleden terug naar Curaçao en dat was toen een schokkende ervaring. Ik was gewend aan het werken met een digibord en we werkten in Nederland met methodes. Het was niet makkelijk, maar ik zie achteraf dat die overgang positief voor me is geweest. Ik zei tegen mezelf: laat nu maar eens zien hoe goed je bent als docent. Je moet ook onderwijs kunnen geven met niets. Ik ben creatiever geworden, en ben meer gaan nadenken over hoe ik leerlingen wil laten leren. De situatie op Curaçao is wel veranderd de afgelopen tien jaar, langzamerhand zijn er ook digitale middelen en gaan we meer en meer met methodes werken, maar de overgang blijft groot voor mensen vanuit Nederland.’

Uitdagingen voor startende leraren

Zowel de Nederlandse leraren met een tijdelijk contract als de terugkeerders krijgen met bijzondere uitdagingen te maken. Voor beide groepen geldt een culture shock: alles is echt anders dan op de opleiding is geleerd. De Yu Korsou’s (landskinderen) staan niet alleen didactisch voor een uitdaging. Wanneer ze na hun studie terugkeren naar Curaçao voor een baan in het onderwijs moeten ze hun studieschuld in euro’s –weliswaar gespreid over een groot aantal jaren- terugbetalen in florijnen. Huisvesting is niet zomaar geregeld. Vaak wonen ze na minstens 4 jaar zelfstandig gewoond te hebben als student in Nederland, weer bij familie thuis.

Nog een verschil met Nederland: het onderwijssysteem op Curaçao kent geen parttime werk. Je krijgt een volle baan ook als dat betekent dat je op 3 scholen moet lesgeven. Feitelijk is iedereen die op Curaçao les gaat geven, hoe groot je ervaring in Nederland ook is, weer starter met de uitdaging om een plek te verwerven in een nieuwe en deels vreemde eilandcultuur en schoolcultuur.

La Croes: ‘Het moeilijkste hebben de stagiaires en de starters het, die in het beroepsonderwijs terecht komen en geen Papiamento spreken en verstaan. Ik raad alle Nederlanders sterk aan minimaal een half jaar taalles te nemen, voordat ze naar Curaçao komen. Voor veel leerlingen in het beroepsonderwijs is Papiamento hun moedertaal, Nederlands verstaan ze meestal wel, maar onderling spreken ze het niet. Als leraar is je positie onhoudbaar wanneer je de leerlingen niet kunt aanspreken in hun eigen taal.’

Begeleiden van starters: verschillen tussen scholen

In de praktijk van de scholen op het eiland is het vaak de rector of conrector of de interne begeleider die de coaching van de startende leraar op zich neemt. Bij de scholen van de kleinere schoolbesturen is de schoolleider in veel gevallen zowel beoordelaar als begeleider. Bij de grote schoolbesturen (RKCS,VPCO,DOS) kan men terugvallen op functionarissen die vaak als bovenschoolse coaches voor starters fungeren. Feit is dat de intensiteit en kwaliteit van de begeleiding net als in Nederland behoorlijk kan verschillen tussen scholen.

Op de school van Gianward la Croes is bijna geen uitval van startende leraren. Wat is het geheim?

La Croes: ‘Het belangrijkste voor een starter is dat hij zich meteen welkom voelt en opgenomen wordt in het team als volwaardig teamlid. Wij vangen onze nieuwe docenten op alsof ze familie zijn. Vanaf de eerste dag zorgen we voor coaching. Een peercoach voor de dagelijkse begeleiding en een bovenschoolse coach die de grote lijnen in de gaten houdt met betrekking tot de pedagogische en didactische ontwikkeling. Elke startende docent moet bij ons in veiligheid kunnen leren en fouten mogen maken. De coaching staat dan ook los van de beoordeling die elke docent krijgt.’

Tekorten

Ondanks de terugkeer van de in Nederland opgeleide leraren die op Curaçao zijn geboren en de contractanten, is er een groot tekort aan gekwalificeerde docenten. Curaçao heeft een jonge bevolking, de scholen zitten vol en het is voor de schoolbesturen ieder jaar weer een opgave alle vacatures vervuld te krijgen. De schoolbesturen voeren daarom een actieve wervingscampagne.

Jaarlijks verzorgen de Curaçaose schoolbesturen op de Hogeschool van Amsterdam in samenwerking met Hvanti, studentennetwerk voor Caribisch Nederlandse studenten aan de HvA, een Meet & Greet voor al die aspirant remigranten en voor leraren die het wel wat lijkt om een tijdje op Curaçao les te geven.

La Croes ziet ook dat er op Curaçao docenten nodig zijn, maar benadrukt dat begeleiding van startende docenten van scholen een flinke investering vraagt: ‘Het belangrijkste is dat we onze nieuwe docenten koesteren, dat ze successen ervaren en daardoor de kans krijgen goede docenten te worden’.

Naar een nieuwe aanpak

De Curaçaose schoolbesturen namen onlangs het initiatief om te onderzoeken of de ervaringen met programma’s voor startende leraren in Nederland gebruikt zouden kunnen worden in de Curaçaose context. Daarvoor nodigden zij vertegenwoordigers uit van het project Junior Leraar van de Hogeschool van Amsterdam.

In een week wisselden functionarissen (beleidsmedewerkers) en schoolleiders uit Curaçao ervaringen uit met de Nederlandse collega’s, onderzochten ze de bruikbaarheid van de ontwikkelde kennis in Nederland voor de situatie in Curaçao, en maakten ze een start met een plan van aanpak voor begeleiding van starters leraren.