Waarom moest dit boek er komen? Waarom wilden jullie het schrijven?

‘Uit onderzoek blijkt dat de inbreng van de docent ongelooflijk belangrijk is voor de kwaliteit van het leren van de leerlingen. Je kunt de docent zien als een aanjager van het leerproces. Daarvoor heeft de docent een goed gevulde gereedschapskist nodig met instructiestrategieën en werkvormen die hij -aangepast naar zijn eigen context- kan inzetten. Uit onderzoek weten we dat bepaalde praktijken veel beter werken dan andere en we wilden deze kennis graag op een toegankelijke manier beschikbaar maken voor docenten om ze te ondersteunen in hun lespraktijk. De docent blijft dus aan het roer, maar kan het boek gebruiken om zijn lessen op een door onderzoek geïnspireerde manier te verbeteren, zichzelf te herinneren aan een aantal basiskenmerken van effectief lesgeven en die naar eigen inzicht structureel of sporadisch in te zetten. Een beetje zoals een goede kok een kookboek gebruikt: hij gaat creatief om met de richtlijnen, hoeft ze niet slaafs te volgen maar verliest de basics niet uit het oog.’

Geef eens een snel inkijkje in de basis voor dit werk? En: vind je dat jullie hiermee de belangrijkste didactische aspecten te pakken hebben?

‘Als startpunt hebben we het werk van o.a. Barak Rosenshine genomen, die uitgebreid in kaart heeft gebracht wat effectieve leraren doen in de klas. Zijn werk, de zogenaamde lerareneffectiviteitsstudies, is stevig geworteld in de praktijk: hij kijkt naar wat een succesvolle docent doet en hoe dat zijn leerlingen beïnvloedt. Gaandeweg kwamen we erachter dat veel van zijn principes voor instructie overlap vertoonden met wat bekend is uit cognitief psychologisch onderzoek naar leren en vergeten. Effectieve leraren blijken dus instructievormen te gebruiken die aansluiten bij hoe het geheugen van leerlingen werkt. Deze combinatie van lerareneffectiviteitsstudies en cognitieve psychologie vonden we sterk en we hebben daarom gekozen voor twaalf bouwstenen die zowel praktisch als theoretisch goed zijn onderbouwd. Je zou kunnen zeggen dat de bouwstenen een bloemlezing zijn uit die twee onderzoeksgebieden.

Daarmee bakenen we het boek ook meteen af. We willen zeker niet opwerpen dat dit de enige elementen zijn die zouden kunnen helpen om onderwijs te optimaliseren. Onderwerpen als pedagogiek en motivatie spelen uiteraard ook een belangrijke rol in het leerproces en er is ook heel wat te vertellen over hoe technologie het leerproces kan ondersteunen. Maar we wilden het boek voor nu niet te breed maken en de nadruk leggen op het lesgeven zelf, op wat een leraar observeerbaar doet tijdens het les geven. Ik zou er zeker voor open staan om in toekomstige versies van het boek een onderdeel over bijvoorbeeld motivatie op te nemen.’

Heb je zelf gedurende het proces van schrijven nieuwe inzichten opgedaan mbt onderwijzen en leren?

‘Zeker. Ten eerste heb ik geleerd hoe ontzettend leuk het is om samen met collega’s een boek te schrijven voor docenten. Samen vertegenwoordigen we een flinke dosis onderzoekservaring, maar ook directe ervaring als docent met de praktijk van het voortgezet onderwijs. Daar zit meteen ook het nieuwe inzicht met betrekking tot onderwijzen: het gat tussen theorie en praktijk is soms groot en daarom is het belangrijk om voorbeelden van implementaties van de bouwstenen te presenteren, die laten zien hoe je dan die theorie in de praktijk kunt brengen. Veel van de bouwstenen zijn uiteraard goed onderzocht in een praktijkcontext, maar die context kan voor elke docent weer net iets anders zijn. Het is een kunst om de bouwstenen zo te beschrijven dat een docent er creatief mee aan de slag kan gaan. Ik hoop ook dat we in de toekomst deze praktijkvoorbeelden kunnen gaan verzamelen en delen.’

Wat zou jullie boodschap zijn aan methodemakers? Of ligt het didactische eerst en vooral bij de leraar?

‘Methodemakers hebben een belangrijke rol in de didactiek. Docenten gebruiken de methode vaak als uitgangspunt voor hun lessen en het wringt natuurlijk als een docent een bouwsteen effectief wil inzetten, maar de methode iets heel anders voorschrijft. Methodemakers kunnen heel goed gebruik maken van de bouwstenen bij de ontwikkeling van hun materialen, bijvoorbeeld door hun materialen eens naast de bouwstenen te leggen en te vergelijken. Dat zou bijvoorbeeld tot nieuwe inzichten kunnen leiden op het gebied van het combineren van woorden en beelden of het type oefeningen dat ze aanbieden. Methodemakers staan hier overigens ook open voor. Op dit moment starten we bijvoorbeeld een samenwerking op tussen de Open Universiteit en Thieme-Meulenhoff op het gebied van de wiskundedidactiek.’

De OU gaat een site hosten: https://www.ou.nl/-/wijze-lessen. Wat kunnen we hier van verwachten?
‘We zijn met name aan het nadenken over hoe we de samenwerking met de docent aan kunnen gaan. We zouden graag best practices willen verzamelen en aanbieden op de site. Daarnaast zijn er ideeën om workshops of zelfs een congres te organiseren rondom het boek. Voor ons is het vooral belangrijk dat het boek de docent bereikt en dat we iets kunnen opzetten dat structureel is en op de lange termijn de docent kan blijven ondersteunen.’

Gino Camp

Auteurs

Tim Surma was jarenlang leerkracht in het voortgezet onderwijs, doceerde aan de lerarenopleiding en doet nu promotieonderzoek bij de Open Universiteit.

Kristel Vanhoyweghen is leerkracht voortgezet onderwijs, doceert aan de lerarenopleiding van de Karel de Grote-lerarenhogeschool in Antwerpen en is alumna van de Open Universiteit (masteropleiding Onderwijswetenschappen).

Gino Camp is hoofddocent Onderwijspsychologie bij de Open Universiteit en onderzoeker op het vlak van effectieve leerstrategieën.

Dominique Sluijsmans is lector bij Zuyd Hogeschool, maar was jarenlang onderzoeker bij de OU waar ze ook is gepromoveerd.

Daniel Muijs is universiteitshoogleraar aan University of Southampton en hoofd onderzoek van Ofsted, de Engelse onderwijsinspectie.

Paul Kirschner is emeritus-hoogleraar Onderwijspsychologie aan de Open Universiteit.